Meditatie: Klagende sneeuw
Ds S. A. (Simon) Doolaard is predikant van de Hervormde gemeente Serooskerke (S) en daarnaast verleent hij enkele dagen per week bijstand in het pastoraat in de Ontmoetingsgemeente te Middelburg. Hij schreef een meditatie over sneeuw tijdens een vakantie in Oostenrijk. Deze meditatie verscheen in de Kerkbode (5 februari 2021) van de gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland op Schouwen-Duiveland.
Psalm 85:2c: U hebt al hun zonden bedekt.
Jesaja 1:18: Kom nu, laten wij samen een rechtszaak voeren, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw (…)
Klagende sneeuw
Sneeuw die vers op ’t aardrijk nederviel
JAREN GELEDEN VERBLEVEN WE IN FEBRUARI EEN WEEK IN OOSTENRIJK. Half in de week viel er in een etmaal wel 55 cm sneeuw. De volgende morgen een stralend blauwe lucht. De sneeuwkristallen glinsterden in de zon. Adembenemend! Een schouwspel van schoonheid, stilte, serene rust als versiering. De morgenzon schijnend in het dal, tegen de begroeide berghellingen, helder en klaar tot op de onbegroeide kale bergtoppen.
Toen lag alles onder de bedekkende sneeuw. Bedekkend berg, berm, en boom. Ja weg, woning en weide, zelfs krot, kruin en kroon. Het mooie en het lelijke, het rijke en het arme, het groene en het dorre. Alles ligt onder de bedekking van de sneeuw en de zon laat het parelen. ‘Hier wijdt mijn ziel met een verwonderend oog’, van ‘de sneeuw die vers op ’t aardrijk nederviel’, dichten de psalmisten.
Sneeuw bedekt
De overvloedige sneeuw deed me denken aan de regels uit Jesaja 1:18 en Psalm 85:2. Deze twee Godsspreuken vat ik samen in het voor de hand liggend korte zinnetje: ‘De sneeuw bedekt’. Sneeuw als beeld van vergevende genade. Zoals de alles bedekkende sneeuw niet van het aardrijk komt, zo ook de genade niet. Onvervalste genade komt van die Ander. De onvoorwaardelijke vergevende genade ligt over de schepping. Ik zag een ander opvallend detail tijdens ons verblijf daar. Op iedere kamer van ons appartement kwam ik een crucifix tegen. Kijkend daarnaar, mijmerde ik, al waren uw zonden scharlakenrood, ze zullen wit worden als sneeuw. In onze wandelingen stond er langs de weg een kruis in de sneeuw. Als een klacht en als vrijspraak. Ik keek van het kruis naar de sneeuw…
De klacht van de sneeuw
Zoals wij ons maar moeizaam een weg kunnen banen in de sneeuw, zo kunnen we ook maar moeilijk met genade omgaan. Met sneeuwschuivers en pekelstrooiers moeten onze wegen weer zichtbaar en begaanbaar worden. Ik hoorde de sneeuw klagen, ik mag er niet zijn. Is het zo ook niet met genade en vergeving? Vegen wij onze eigen straatjes en wegen niet schoon, zodat we ons ding kunnen blijven doen? Weg met de bedekkende genade! Klagende sneeuw! Anderen lopen en rijden de sneeuw zo plat, dat het spiegelglad wordt en er allerlei ongelukken gebeuren. We maken van de genade platgetreden paadjes, velen glijden er op uit, met alle gevolgen van dien.
Van klagende naar dragende sneeuw
Vergevende genade, een bedekkende werking, u mag er uit leven, maar u kunt er nooit over heersen. Ik zie in de verte een eenzame skiër de piste afdalen. Ontspannen met sierlijke bewegingen gaat hij zijn weg. Een hele kunst om zo gebruikmakend van de sneeuw je weg te gaan. Het is vroeg in de morgen, adembenemend, een schouwspel van schoonheid, stilte, serene rust, met de versiering van de ontspannen skiër. Levend uit genade, dacht ik. De skiër als metafoor. Door het kruis in de sneeuw wordt de weg begaanbaar. Je laten glijden op de sneeuw van Gods genadige bedekking. De klagende sneeuw wordt dragend een weg tot behoud. Kijkend naar buiten ‘op bergen en in dalen, ja overal is God’.