Piet de Jong: Sores en zegen
In zijn boek Sores en Zegen vertelt hij gepassioneerd over zijn liefde voor het ambt en voor de kerk. Van het bevindelijke schuurkerkje in Zeeland tot de missionaire stadsgemeente in Delfshaven. Piet de Jong kent persoonlijke verliezen, maar getuigt ook van vertrouwen in de toekomst van de kerk.
Op uw boek staat voluit ‘dominee’ Piet de Jong. Mails ondertekent u met ‘ds’. Bent u trots op die titel?
‘Met het woordje trots ben ik niet opgevoed, maar het is wel een bijzondere titel. Door de bank genomen ben je als dominee priesterlijk bezig, dienend, luisterend, zegenend. Soms openbaart zich op de kansel het profetische. Daar kun je niet voor studeren, daar kun je alleen maar om bidden. De titel is ook herkenbaar. Zelfs in Rotterdam weten ze dat een dominee iemand is die iets met God heeft, die je iets kan vragen en die niet meteen zegt: “Ben je wel van de kerk?” Ik houd van dat ambt.’
Jan Martijn Abrahamse noemt het ambt een ‘lastige lust of een lustige last’. U noemt het een ‘bizarre roeping’. Waarom?
‘Omdat je de stem van God moet zijn. Dat is een rare pretentie hè, en ook de meest bizarre. En toch kijken de mensen zo naar je. Moet dat mooie ambt nou ontmanteld worden? Dat treurige speeddaten voor jonge collega’s die beroepbaar zijn… Ik houd niet van dat platte. En een zekere hiërarchie is heus niet verkeerd. Jazeker, ik hoop dat wij nog steeds een rolmodel zijn en wie dat een belasting vindt, moet een ander vak kiezen. Jij bent degene die geestelijk leiding geeft. Wie het sacrament bedient, is nog nét niet de Heer. Maar het scheelt niet veel. Die rol heeft een vleug van heiligheid. De Protestantse Kerk is een belangrijke familie binnen de algemene katholieke kerk. Dat zou ik graag zo houden.’
Waar haalt u uw moed over de toekomst van de kerk vandaan?
‘Ik ben van huis uit geen optimist en kan behoorlijk tobben, maar daar moet je niet aan toegeven. Daarom is de belangrijkste aansporing in mijn boekje: hou op met somberen want de mogelijkheden liggen voor het grijpen. Het Koninkrijk komt eraan. Er is veel heimwee, veel verlangen, ook onder seculier denkende mensen. Door de eeuwen heen heeft de christelijke kerk uit kleine groepjes bestaan. Daar moeten we niet over zeuren. In Delfshaven hadden we eerst veel meer ouderen dan jongeren in de gemeente. We kozen ervoor het accent op de jonge mensen te leggen, want ouderen kunnen zich uitstekend met hen identificeren maar andersom niet. Niemand liep weg. Het geheim is dicht bij mensen te staan, de moed te hebben ingewikkelde dingen te bespreken. We hebben veel gebeds- en Bijbelgroepen. Juist jonge mensen, die op zoek zijn naar God en naar zichzelf, komen daarop af. Het moet dan wel over God gaan, dus geen zweverigheid. De kerk is er voor iedereen en iedereen kan meedoen. De gedachte aan de volkskerk heeft mij nooit losgelaten.’
Het rapport Waar een Woord is, is een weg vindt u een ‘voorzet waarbij vooral ruim baan wordt gegeven aan krimpen en marginaliseren’.
‘Ja, dat vind ik dus. Die nota is prima en natuurlijk zijn er maatregelen nodig om de boel op te schudden. Maar dat frame van afslanken… Dat is het fnuikende beeld van een bijna omvallende bank. Als je er zelf niet meer in gelooft, wie dan wel? In sommige avonddiensten zitten misschien dertig mensen. Heb je zo’n groep op een Bijbelkring, dan ben je blij! En als het te duur is om daarvoor de kachel op te stoken, zeg ik: dan doen we gewoon een jas aan.
Die krimpscenario’s wijzen bergafwaarts richting 2030. Moeten we in 2018 al maatregelen nemen die dan misschien nodig zijn? Ik geloof niet in die neerwaartse lijnen, ik zie meer een golfbeweging. Er komen altijd andere tijden, andere mensen. Oefen geduld. Heb vertrouwen in de plaatselijke gemeente. Laat iedereen meedenken. Overal zijn vrijwilligers bezig om de klok te luiden, het dak te repareren. Vorm een pool van predikanten die gratis willen voorgaan in gemeenten die het financieel moeilijk hebben. Ik denk vaak aan het verhaal over het dochtertje van Jaïrus. Jezus zegt: “Het kind is niet gestorven maar het slaapt.” Om vervolgens naar binnen te gaan, gevolgd door slechts drie leerlingen.’
Wat heeft het schrijven van dit boek u opgeleverd?
‘Ik werd verrast door mijn eigen positieve emotie. Alles overziend, denk ik dat ik niet veel veranderd ben. Maar ik heb wel geleerd een stevige mening te ontwikkelen; ik ben niet zo van enerzijds-anderzijds, al vindt niet iedereen dat leuk. Ook heb ik geleerd om beter te luisteren. Ik zat eens bij het ziekbed van een oude vrouw. Ze zei: “U zegt niet veel hè, dat leren ze je zeker op de universiteit. Maar als u hier bent, wil ik dat u een woord van God spreekt.” Zij had gelijk: ik zat inderdaad in de passieve luisterhouding. Toen hebben we samen uit de Bijbel gelezen en gebeden. Er zijn nog maar weinig mensen die hardop voor elkaar bidden.’
Waaruit put u in deze fase van uw leven de meeste kracht?
‘Ik werd eind februari geopereerd, aan het begin van de veertigdagentijd. Ik las deze tekst: Wees mijn beschuttende rots. En ook: Roep je Mij aan, Ik luister naar jou. Ik wil maar zeggen: die woorden geven houvast. Er zijn eeuwige handen om ons heen die ons dragen.’
In ’t kort Pieter L. de Jong (1947) studeerde theologie in Utrecht. Hij was gemeentepredikant in Laar (Duitsland), Asperen, Nunspeet, Rotterdam-Delfshaven en Wijk bij Duurstede. Nu is hij interim-predikant in Oud-Vossemeer. Als synodelid was hij actief betrokken bij de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland. Piet de Jong is redacteur van het tijdschrift Kontekstueel en schreef meerdere boeken, waaronder Stadspelgrims (2012). Recent verscheen Sores en Zegen, mijn verhaal met de kerk (Boekencentrum, € 17,99). |
Artikel uit woord&weg juli/augustus 2018. >Vraag hier gratis een proefexemplaar aan.