We moeten meer uitstralen dat kerkenwerk ook léuk is
WE STELLEN STEEDS IEMAND UIT HET ‘CLASSICALE WERK’ AAN U VOOR. DEZE KEER: KO KLOET UIT GOES, LID VAN DE FINANCIËLE COMMISSIE
door Margreeth Ernens
GOES – Kerkenwerk en verenigingsleven: het drijft op vrijwilligers. We kunnen niet zonder ze, maar ze moeten wél worden aangestuurd. ,,Je kunt het zien als een bouwwerk, met heel veel stenen die worden bijeengehouden door cement. Cement staat voor bestuurders, de stenen zijn vrijwilligers. Dat cement is niet belangrijker dan de stenen, maar zorgt ervoor dat alles goed loopt. Zo werkt een kerkenraad. De belangstelling voor de rol van cement is echter een stuk beperkter dan voor stenen.’’
Ko (Jakobus) Kloet (72) uit Goes weet waar hij het over heeft. Na ruim twintig jaar kerkenwerk stopt hij er binnenkort mee. Hij maakt zich zorgen over het vinden van mensen die veel tijd willen steken in werk als vrijwillig (kerk)bestuurder. ,,Het is natuurlijk meer dan naar vergaderingen gaan en je zegje doen. Je moet je voorbereiden en soms zelf stukken voorbereiden, er moeten afspraken worden nagevolgd en zaken geregeld. Veel mensen willen ‘wel wat doen’, maar haken af op de vergadercultuur. Een plaatselijke gemeente kan echter niet zonder dat ‘cement’.’’
In februari zwaaide hij af als diaken van de Protestantse gemeente Goes. Zijn afscheid als lid van de Classicale Vergadering volgde eind maart. Begin jaren negentig werd hij ouderling in zijn (toen nog Hervormde) gemeente. Een jaar later werd hij voorzitter van de Wijkkerkenraad Rondom de Grote Kerk. Kort daarop raakte hij betrokken bij de club die het Samen op Weg-proces in Goes moest proberen vlot te trekken.
In 2000, toen hij scriba was van zowel de Hervormde (centrale) kerkenraad als van het SOW-kerkenradenoverleg, stopte hij met het lokale kerkenwerk. Ruim tien jaar later, in 2013, werd hij benaderd door ds. Rob Kamermans. Of hij lid wilde worden van het Breed Moderamen van de classis Goes. ,,Er was daar een nijpend gebrek aan mensen. Dus om bestuurlijk actief in de classis Goes te kunnen zijn, werd ik bevestigd als diaken van de pg Goes. Vandaaruit kon ik weer worden afgevaardigd naar de classis. En de classis koos mij als lid van het Breed Moderamen.’’
Een nieuwe classis
In die hoedanigheid maakte Ko in 2018 ook de reorganisatie mee van de zes toenmalige classes tot classis Delta. ,,In een zogenoemde ‘kopgroep’ werkten we in een soort interim classis. Van alle classes werden vier mensen afgevaardigd, in totaal dus 24. Die kopgroep fungeerde als voorloper van de classicale vergadering, vooruitlopend op de officiële besluitvorming tot classis Delta. Uit die kopgroep is het Breed Moderamen gekozen. Omdat de voorkeur uitging naar mensen die daar al ervaring mee hadden, werd ik dus BM-lid. Je kon natuurlijk niet wachten met het vormen van een bestuur tot de synode het besluit had genomen, dan zou er een vacuüm zijn ontstaan.’’
Dat voorbereidende werk van de kopgroep bestond volgens Ko voor een belangrijk deel uit het elkaar beter leren kennen. ,,Classes opereerden tot dat moment tamelijk onafhankelijk van elkaar, weinigen kenden elkaar, ook niet in Zeeland. Er was wel enig contact via het Classicale Regionale Overleg, maar dat was minimaal.’’ Er bleken grote verschillen in beleving te bestaan op de verschillende eilanden. ,,De vier Zeeuwse classes leken wel op elkaar, maar de classes op de Zuid-Hollandse eilanden waren sociaal heel anders. Ook de mentaliteit verschilde nogal. Het heeft tijd nodig om dat tot één geheel te smeden, maar we zijn goed bezig.’’
Corona-rem
De jonge classis Delta kampte de afgelopen twee jaar met de ‘corona-rem’, die de groei belemmerde. ,,Coronatijd was een ramp voor de classicale vergadering, want we zagen elkaar slechts incidenteel en konden elkaar minder snel leren kennen. De meeste besluiten werden genomen na emailverkeer. Digitaal vergaderen met zo’n grote groep was niet geschikt om echt zinvol bezig te zijn. Die twee jaar bijna zonder fysiek vergaderen hebben dan ook een hoge prijs.’’
Als hij een vergelijking trekt tussen het Breed Moderamen van de classis Goes en dat van de classis Delta noemt hij het opvallend dat qua onderwerpen de verschillen niet zo groot zijn, maar dat de manier waarop geagendeerd en alles behandeld wordt heel anders is. ,,Dat komt vooral doordat de functie van classispredikant is ingesteld. Arie van der Maas weet als ‘herder van de predikanten’ al in een heel vroeg stadium van vragen, problemen en zorgen bij gemeenten. Met die vroegsignalering kan hij uit hoofde van zijn functie snel bemiddelen, sturen en regelen. In de oude situatie hing het er meer vanaf of iemand in een gemeente makkelijk contact had met de scriba of voorzitter van die classis. Eer dat dan werd behandeld, was de frictie of onmin al wat groter. Het Breed Moderamen moest toen afwachten wanneer het op tafel kwam. Arie van der Maas vangt als ‘troubleshooter’ al heel wat vroegtijdig af.’’
Dat is ook mede bepalend voor de aanpak van de besprekingen. De adviseurs Corine van Eck (college voor visitatie) en Foort Groenleer (college voor behandeling beheerszaken) zijn daarbij aanwezig. ,,Het is fijn werken vanuit die drie invalshoeken. Er is meer toegang en benaderbaarheid. Dit Breed Moderamen heeft meer deskundigheid, want de mensen zitten er vanaf het begin bij’’, vindt Ko.
Minder bestuurders
De vorming van de classis Delta had onder meer als doel om met minder mensen te besturen, zodat meer mensen in de plaatselijke gemeenten actief konden zijn. ,,Dat is een rekensom. Mijn persoontje had vier vergadergremia: diaconie, kerkenraad, classis en BM. In de oude situatie gold voor veel mensen dat zij in drie bestuurslagen moesten vergaderen. Elke kerkenraad had twee afgevaardigden. De classis Goes had 30 gemeenten, dus waren er 60 mensen in drie hoedanigheden bestuurder. Die druk was voor veel mensen heel hoog. Nu kan er meer tijd worden gestoken in voorwerk in de plaatselijke gemeente. Het betekent natuurlijk wel dat degenen die nu in het Breed Moderamen zitten, het behoorlijk druk hebben. Maar ook met een kleine classis had je het indertijd gewoon druk. Mensen die nu in het BM zitten hebben ook geen hekel aan de vergadercultuur. Dat hoor je wél vaak in de plaatselijke gemeenten.’’
Ko blijft voorlopig nog wel lid van de financiële commissie van de classis Delta, tot er een opvolger is gevonden. ,,Dat moet natuurlijk blijven functioneren. Die taak is ook niet gekoppeld aan het ambtsdrager zijn, dus dat kan.’’
Ook zónder financiële achtergrond is Ko als oud-beleidsambtenaar ruimtelijke ordening een gewaardeerd lid van die financiële commissie. ,,Kennelijk ben ik gezegend met een analytische manier van denken. Twee mensen in die commissie zijn financiële keien, ik breng het logisch formuleren in. Er moet een lijn in worden aangebracht, je moet het vervolgens verwoorden en op papier kunnen zetten. Blijkbaar kan ik dus ook in die financiële context van nut zijn.’’
Oog hebben voor wat nodig is
Ko heeft al die jaren met overtuiging en besef dat het moet gebeuren, het kerkenwerk gedaan. ,,Het leven van de gemeente en de zorg voor het functioneren is belangrijk. Als je gevraagd wordt om je talenten in te zetten, moet je dat doen. Het is het belang van de gemeente. We moeten onze verantwoordelijkheid nemen, oog hebben voor wat er nodig is. Wees wat toeschietelijker en zeg: ok, ik doe het. Wacht niet af of iemand anders het misschien gaat doen. Misschien moeten we meer uitstralen dat het ook léuk werk is. Je leert heel veel mensen kennen en er zijn tal van situaties waarop je met plezier kunt terugkijken. Dan denk je: we hebben wat moois voor elkaar betekend. Maar eigenlijk zijn we te bescheiden om onze successen uit te venten.’’